luiaard website

Luiaards (Folivora of Phyllophaga) vormen een onderorde van middelgrote Zuid-Amerikaanse zoogdieren waarvan tegenwoordig nog twee families bestaan: tweevingerige luiaards (Megalonychidae) en drievingerige luiaards (Bradypodidae). Luiaards zijn herbivoren en eten weinig anders dan bladeren.

Luiaards hebben veel buitengewone aanpassingen aan hun boomklimmende levensstijl. Bladeren, hun belangrijkste voedselbron, leveren weinig energie en worden niet gemakkelijk verteerd: luiaards hebben daarom een zeer grote, gespecialiseerde maag met meerdere delen waarin symbiotische bacteriën de stugge bladeren afbreken. Luiaards kunnen ook insecten, kleine hagedissen en kadavers eten. In vochtige omstandigheden bevat hun vacht bacteriën die voor camouflage kunnen zorgen. De vacht is meestal (diep) bruin, maar sommige in het wild levende luiaards hebben een groenige tint dankzij de aanwezigheid van de bacteriën. De pels van zo'n luiaard is een ecosysteem op zich. Algen en bacteriën hebben zich tussen de haren genesteld en geven zijn vacht die typische groenige tint. De schutkleur beschermt het langzame dier tegen de arend en andere roofdieren. Ook zitten er allerlei kleine beestjes in zijn rommelige jas, zoals kevers en vlinders, die zich te goed doen aan het microscopische leven.[1]

De meeste zoogdieren hebben 7 nekwervels, maar bij luiaards wijkt dit af. De soorten van geslacht Bradypus hebben er tot 10, de Choloepus hebben er dan weer 5 tot 6. Tijdens de groei van de ongeboren jongen van Bradypus ontwikkelen de onderste nekwervels zich echter als ruggenwervels, maar er ontwikkelen zich geen ribben. Het omgekeerde gebeurt waarschijnlijk bij de soorten van het geslacht Choloepus.[

De luiaard is een hanger

De luiaard hangt meestal stil - of beweegt zich heel traag - in de boomtoppen van het Zuid-Amerikaanse regenwoud. Zo is hij vrijwel onzichtbaar voor roofdieren. Dat wordt nog versterkt door de groei van groene algen op zijn vacht.

De luiaard leeft van bladeren en daar hangt hij midden tussen in. Bladeren zijn niet erg voedzaam, maar door zijn trage manier van leven heeft het dier niet veel energie nodig.

De luiaard gaat zo nu en dan via de grond naar een andere boom. Hij is dan bijzonder kwetsbaar.



Komt voor in
Zuid-Amerika

de luiaard komt uit Zuid-Amerika

Luiaard

 

 

De luiaard woont hoog in de bomen van het Zuid-Amerikaanse regenwoud. De luiaard is heel erg lui/langzaam. Hij gaat op zijn grootste gemak van boom naar boom en heeft alle tijd van de wereld. Met zijn poten hangt hij aan een tak of liaan. Hij eet ondersteboven, slaapt ondersteboven en verplaatst zich ondersteboven. Hij ziet de wereld meestal op zijn kop. Zijn vier poten hebben sterke klauwen. Zelfs met twee poten los blijft hij goed hangen. Maar dat doet hij niet vaak, omdat die dat te vermoeiend vindt. Hij laat alleen poten los als hij van de ene tak naar de andere gaat. Een luiaard kan wel overeind lopen. Hij doet het alleen bijna nooit.
De luiaard leeft tussen zijn eten. Hij eet namelijk het liefst bladeren en die kan hij het hele jaar door vinden in het regenwoud. Hij heeft lange armen waarmee hij takken kan pakken die ver weg hangen. Dan hoeft hij niet dat hele stuk te lopen. Hij plukt de bladeren niet met zijn klauwen, maar met zijn lippen en tanden.

 

 

 

 

In bladeren zitten maar weinig voedingsstoffen. Daarom eet de luiaard er veel. Maar zelfs zijn spijsvertering is langzaam. Hij hoeft maar één keer in de week te poepen. Daarvoor moet hij helemaal naar beneden (vermoeiend). Hij graaft een kuiltje in de bodem en daar poept hij dan in.
De luiaard heeft een stekelharige vacht. Daar wonen veel beestjes in. Vooral algen. Die geven de vacht een groene kleur. Dat is weer Handig voor de luiaard, want dat is een goede schutkleur tussen de bladeren. En lekker voor insecten, want die eten de algen weer op.